Dat ik een aparte ben, hebben we met z’n allen wel kunnen vaststellen.
Maar het kan gekker.

Ik denk dat er niet zo heel veel vrouwen zijn die hard ja gaan knikken met wat ik op het punt sta te schrijven.
Ik heb een intens hekel aan kleren kopen. En erger, ik gooi niets weg. Te klein, te groot, gewoon niet mooi meer, het blijft allemaal hangen en  liggen waar het ligt.
De stukken die mij fijn zitten verslijt ik tot op de draad en de rest ligt stof te happen. Schoenen. Ik  kom om in de schoenen. En daarvan draag ik er welgeteld 3 paar.  Het liefste loop ik sowieso op blote voeten. Zomer en winter. Mensen om mij heen kunnen mij uittekenen in een huispak met teenslippers. Need I say more?

Dat moet anders!
Denk ik…

Ik heb niet de modernste kleren. Heb simpelweg niet het lijf en behoefte om volgens de laatste trends gekleed te zijn. Maar ik kan wel genieten van mooie kleren. Maar mooie kleren zijn duur. Punt. En geld uitgeven is één, maar geld uitgeven aan iets als kleren. Ik heb daar toch altijd iets van gevonden.   Het is dat het moet. Maar anders geen dubbeltje.


Het paniek zweet breekt mij al uit. Stelt u zich dit eens voor:
Mary-Ann komt de winkel in. Ziet een balzaal aan lappen stof,  bijna alles op item of kleur gerangschikt. In mijn vorige blog schreef ik al dat ik niet gehinderd ben door enige vorm van creativiteit en dat geldt ook voor kleding. What the bloody fuck moet ik nu combineren? Hoe en waarom dan? Ik kijk wat verloren de balzaal in en praat mezelf moed in. You’ve got this girl. Met lood in de schoenen stap ik naar het dichtstbijzijnde rek met stof. Want dat is het voor mij onthou dat!

Ik kan zo genieten van hoe mensen zich kleden maar ik zie het niet. Ik -Zie-Het-Niet! Geef mij drie
rekken met kleding en ik kan niets, maar dan ook niets bij elkaar zoeken.
Als ik geluk heb, maar helaas is dat steeds minder vaak, loop ik in een winkel met vriendelijk en behulpzame medewerkers. Soms voel ik me zelfs zo veilig dat ik durf te zeggen, Ik-Zie-Het-Niet. En als ik echt voor goud ben gegaan durf ik zelfs om hulp te vragen.
Het nare voor de medewerkster is mijn altijd aanwezige eigenwijsheid.
Ik-Zie-Het-Niet gaat gepaard met “uh nee” dat vind ik niet mooi of staat mij niet.
Eerlijk is eerlijk vroeger. Toen kuilen nog putten waren, vond ik het allemaal een stuk makkelijker. Toen was alles wat ik droeg zwart. Zwarte broek schoenen shirt vest jas.. bedenk het, en het was zwart.
Na wat commentaar en een enorme boost in optimisme ben ik daar verandering in gaan brengen. Hoewel ik chique kleding nog steeds het mooiste vind in zwart.
Maar goed, terug naar die balzaal met stofjes.

Ik ruk wat uit dat rek en baan mij een weg naar de kleedkamer. Meestal kom ik deze idiote plannen in de winter en dus heb ik 6 lagen kleren aan. Dikke jas, laarzen, ja zelfs sokken. Tegen de tijd dat ik dat alles uit heb kunnen krijgen in die naar zweet riekende houten platen zijnde kist met een gordijntje ervoor, ben ik er eigenlijk al klaar mee.  Er zitten 2 haken aan de muur en daar hangen die lappen stof aan.  Daar sta ik. Vies van alles en iedereen met mijn kleren in mijn handen. Waar ga ik die laten? Niet op de grond. God nee.. ik wil niet moeten denken wat eraan kan blijven plakken. Het krukje. Maar daar staat mijn tas. Tas op de grond? Oh boy. En wat nou als iemand die in het naast gelegen naar zweet riekende houten platen zijnde kist met een gordijntje ervoor, via de open onderkant mijn tas weg haalt ? Nope geen optie. Toch ook op het krukje.  Ik stapel mijn kleren boven op de tas op het krukje en nog voor ik mij weer gedraaid heb om die lappen stof van de haak te krijgen tyft de hele heidense  rotbende op de grond.
Ik wil hier weg! Gonst het in mijn hoofd.
Als ik na tien minuten eindelijk die lappen stof aan mijn lijf heb, ben ik inmiddels zo saggerijnig dat ik voor de spiegel sta te brommen met een overdreven vriendelijke medewerkster naast me die het bijna uitschreeuwt oh staat leuk zeg !
Ik kan mijn irritatie maar nauwelijks bedwingen en zeg nog net niet krijg toch puistjes meid! Jij met je maatje 36, gladde smoel en vooruitpriemende tieten mij staat alles blik!
Gedesillusioneerd keer ik terug naar de naar zweet riekende houten platen zijnde kist met een gordijntje ervoor. Als ik na weer 10 minuten eindelijk alles weer aan heb, de lappen stof weer in het rek heb gehangen en de medewerkster met mijn laatste restje energie vriendelijk bedankt heb, ren ik naar buiten voor wat frisse lucht en een hijs aan mijn e-sigaret.  Poeh hey, dit overleefde ik maar ternauwernood. Het voelt of ik de hele ochtend in de gym de meest uitputtende oefeningen heb staan doen. Ik moet hier weg. Ik heb nog 30 T-shirts liggen. De meeste met een gaatje, maar echt dat kan heus nog wel een paar maanden.

Opruimen doe ik in het voorjaar wel weer.